
Koningin Isolde trok de volgende dag naar koningin Jade om een akkoord te sluiten. Op twee voorwaarden. Er werden 150 vrijwilligers gevonden om een gezin in Opal te stichten, waaronder de minnaar van Isolde, Thylaris, die ook de leiding over deze groep zou voeren.

De eerste van Isolde's voorwaarden was dat voor elke vrijwilliger zij één van de beestmensen kreeg toegewezen. 150 in totaal dus.

De tweede voorwaarde was dat Isolde koningin van het ganse rijk zou worden, dus ook van Opal. Koningin Jade behield haar koninklijke titel en voorrechten. Met enige tegenzin ging Jade akkoord.

Daarop trok Isolde naar de Vurige Landen.

De griffioen die ondertussen haar eigendom was, nam ze mee, als geschenk voor Ariël.

Isolde wilde een alliantie sluiten met Ariël om de witte reuzen te verdrijven. Ariël had echter slecht nieuws voor haar: de witte reuzen waren geen buitenaardse indringers. Zij leefden ook op Qenya, maar dan onder water.

Los daarvan stelde Isolde aan Ariël voor dat zij en haar volk terug bij de Elfen konden komen, en ze bood haar dezelfde voorwaarden aan als Jade. Ariël stemde onmiddellijk in.

Daarnaast bleef enkel Eryndor over, zijn leger over de kling gejaagd, het woud van de Elfen verwoest. Hijzelf, verdwaasd, gek geworden, achterblijvend in het verwoeste woud als een dolende ridder.