
Vlak bij de uitgang hoorde Thylaris iets vreemds en verontrustends. Hij hoorde iets wat op een taal leek maar één die hij nog nooit had gehoord, en daar tussenin kreten van Elfen.

Thylaris stapte naar buiten en greep Varno Elendili, het zwaar van Isolde, en Beschermer van de Elfen.

Voor zich zag hij hoe enkele woeste mannen stukken van de harnassen van de Elfen droegen, en met hun handen gretig de schaarsgeklede Elfenvrouwen betastten.

"Ik zou dat zwaard maar niet gebruiken, als ik jou was." zei een krachtige vrouwenstem, met een sterk accent.

Thylaris keek bruusk opzij en de schok had niet groter kunnen zijn. Voor hem zat een tengere maar ook krijgshaftige jonge vrouw op een Triceratops alsof het haar rijdier was....was het ook bleek te zijn. "Wie zijn jullie, en wat hebben jullie met de leden van mijn team gedaan?"

"Kanab'eb' chi xik eb' li ixq" riep de vrouw naar de mannen, die tegen hun zin de vrouw leken te gehoorzamen, en de vrouwen naar voor stuurden.

"Hetzelfde zou ik ook aan jou kunnen vragen." "We houden jullie al een tijdje in het oog. Maar nu merk ik dat jullie je al toegang beginnen te forceren naar oude heiligdommen van mijn volk."

"Ma us raj naq taakanabʼ aʼin anaqwan?"

"Mijn excuses, maar mijn krijgers zijn al aan het bespreken onder wie ze de vrouwen zullen verdelen."

"Wat?" Thylaris greep het zwaard in zijn hand iets steviger vast. "En welke taal spreken jullie?" "Dit is de eerste keer dat ik ze hoor."

"Grapje. Het zijn gewoon mannen. Ze hebben nog nooit zilveren harnassen gezien, en blonde vrouwen komen hier ook niet zo vaak voor."

"Wi jun chik li winq tixk’e li ruq’ sa’ xb’een jun reheb’ li ixq a’an, laa’in tz’aqal tinch’ot lix tel." "Onze taal? Qʼeqchiʼ. Het was de taal van het volk dat de meeste gebouwen hier heeft achtergelaten. Die ruïnes hebben jullie onderweg naar hier wel gezien"