De draken waren terug van hun verkenningstocht. Mignon, de lieveling van de troep, kwam met interessant nieuws voor de verdere verkenning van het eiland: hij had een kudde wilde paarden ontdekt op een dagmars.
Na die dagmars vonden de Elfen de paarden grazend op een open vlakte.
Isolde wist hoe ze de paarden moest benaderen en zocht haar favoriet uit.
Een wit paard trok haar aandacht, en toen ze hem benaderde, bleef het paard rustig staan. Isolde fluisterde hem zachtjes toe: "Ik wil je niet bezitten. Ik geef je dan ook geen naam. Maar ik zou jou en je groep voor even willen gebruiken."
Na de kennismaking met het paard, riep een oudere draak haar op. "Albion, ik ben zo blij dat ik jou zie." En Albion had ook goed nieuws: op een halve dag te paard bevond zich een mogelijk nieuwe thuis. Er was een meer met een eiland in het midden, dat dicht begroeid was.
Dat was het nieuws dat Isolde nodig had. Ze beval iedereen om op hun nieuwe paarden te stijgen en in volle galop gingen ze er vandoor.
Het eiland zag er alvast prachtig uit. Isolde riep haar lijfwacht: "Ik wil dat iedereen hier blijft. Ik ga naar links in de verte, en hoop dat daar een minder diepe doorgang is."
Wat ook het geval bleek te zijn. Haar paard kon kniehoog door het water waden, tot ze op het eiland in het bos stond, in wat een brede beek bleek te zijn.
Dicht begroeid, vers water, aan het oog onttrokken, en op de meeste plaatsen een strook water die diep genoeg was.
Dit was de plek. Hier zou Isolde haar eigen dynastie stichten. En hopelijk voor eeuwig verborgen blijven.