
Het was al laat die nacht toen tári het verhaal van de cullahan afrondde.

Toen in de vroege ochtend de eerste zonnestralen door het gebladerte vielen, riep tári Eryndor bij zich.

Ze had alle argumenten afgewogen voor ze haar finale beslissing nam met betrekking tot het lot van Eryndor. Het was een harde beslissing, maar dura lex, sed lex.

Ze wachtte Eryndor buiten haar paleis op, want ze wilde hem niet de eren door hem binnen te ontvangen.

Bij zijn aankomst, knielde Eryndor voor tári en boog zijn hoofd. tári merkte op dat hij de kentekenen van zijn huis en functie droeg, en beval hem deze af te doen.

Met tegenzin nam Eryndor zijn kroon af, evenals de oorringen en het juweel op zijn voorhoofd.

Daarna nam hij zijn zwaard en legde het op de grond. Dit waren de regels die men moest respecteren wanneer je bij tári gesommeerd werd.

Terwijl hij dit deed, sprak hij: "Ik leg mijn lot in uw handen, uwe hoogheid."

Geduldig wachtte hij op tári's beslissing. "Je wordt vanaf nu verbannen en zult niet langer over het geschenk van onsterfelijkheid beschikken." Eryndor keek licht op en mompelde zachtjes: "Nee,nee...nee, nee, nee." "Wat het lot van het beest betreft waarmee je een band hebt..." tári merkte dat Eryndor's hand in de richting van zijn zwaard bewoog.

"Wat betekent dit?" "Ik neem terug waar ik door mijn geboorte recht op heb: mijn zwaard en het recht om met een draak te binden. En wie ben jij om over mij te oordelen? Ik ben even veel van adel als jij. Ik had koning moeten zijn over de Elfen. Jij kan mij niet zeggen wat ik moet doen." Waarna Eryndor zijn zwaard wegstak en naar de speer op zijn rug tastte.

Later die dag werd het lichaam van tári door enkele Elfen in het woud aangetroffen. Er lag een bebloede speer naast haar waarop het teken van het huis van Eryndor stond. Alsof hij duidelijk wou maken wie dit gedaan had.