Die ochtend, toen Eryndor zijn tegenstanders zag, had hij de moed niet om het bevel tot aanvallen te geven. Hij voelde hoe zijn voetleger tegenover deze witte bruten geen schijn van kans had, en besloot het geweer van schouderen te veranderen.
Hij had ook gezien hoe de witte reuzen hun volledige focus naar hem richtten en riep: "Wie is jullie leider. Laat ons onderhandelen!" Waarop één man een stap vooruit deed, en in een erg gebrekkige taal stotterde: "iiik LLLeider! Pppraten OK."
Eryndor nodigde de man uit om onder een dode boom plaats te nemen. Toen de man tot welk ras Eryndor behoorde, antwoordde hij "Elf"..."De man knikte en herhaalde: "N'Ellvie"
Na lang en moeilijk praten besloten Eryndor en de witte reus om de reuzen toe te laten in alle delen van het land behalve het Woud waar Eryndor en de zijnen leefden. De reuzen zouden zich ook afzijdig houden van mogelijke twisten tussen Elfen en andere mensachtigen.
Eryndor besteeg zijn paard en lichtte het bestand toe aan zijn soldaten, daarbij gadegeslagen door de witte reuzen.
"We beschouwen het akkoord dat we hebben afgesloten als een symbool van de wil van onze volkeren om nooit oorlog met elkaar te voeren. Ik ben er van overtuigd dat dit een vrede voor onze tijd is." "Vanaf nu zal dit verdrag herinnerd voor het kleine stadje hier wat verderop, als het Verdrag van Monacum." Waarop een oorverdovend gejuich klonk in het Elfenleger.