De rest van de weg diende nu te voet worden afgelegd. De gidsen hadden gekozen voor een kortere weg dan bij hun eerste expeditie, maar dat hield in dat er eerst nauwelijks een pad was, en men diende dus zijn weg te banen tussen willekeurig verspreidde rotsblokken en glad mos.
Maar na een tijdje kwam er een zanderig pad tevoorschijn. De sfeer was nog steeds goed met de zonnige temperaturen en de zonnestralen die door het gebladerte vielen.
Nog verderop lagen de eerste plaveien verwerkt in het pad, een teken dat ze al dan niet een vroegere beschaving naderden.
En toen de weg meer en meer geplaveid was, steeg de hoop.
De twee gidsen herkenden het pad ondertussen en bevestigden dat de groep op de juiste weg was.
Tot ze aan de kleine tempel kwamen. Hij zag er lichtjes anders uit dan in de oorspronkelijke beschrijving, maar dit was onmiskenbaar het gezochte kleinood.
Eén van de Elfen kon haar enthousiasme niet bedwingen en ging de poort onmiddellijk met haar magie te lijf. Zondere resultaat. De poort bromde wat en het licht flikkerde, maar de deur ging niet open.
Dan maar met het zwaard. Maar ook hier geen resultaat. Het zwaard werd met brute fors weggeduwd, zodat de betrokken Elf er een spierscheur aan overhield.
Finaal was het dan de beurt aan Brutus. Een Elf van twee meter hoog en een enorme voorhamer. De weerbots was zo groot dat Brutus de hamer nog net kon vasthouden.
Enkele meer schuchtere Elfen kwamen met een ander voorstel: "Kijk naar het symbool boven de deur....het is een hoofd met een kroon op. Misschien hebben we iemand nodig van koninklijke bloede om de deur open te doen."