
Bij zijn aankomst in het paleis wil Agrippa zo snel mogelijk naar zijn broers om hen op de hoogte te brengen van zijn missie.

Maar eerst gaat hij zijn gezicht en lichaam nog poederen om zijn goddelijke status te benadrukken.

Bij zijn ontmoeting met Julius en Gaius wacht hem echter niet het welkom dat hij verwacht had. Beiden trekken zijn beoordelingsvermogen in twijfel en eisen dat zij in de toekomst nauwer betrokken worden bij de planning en uitvoering van nieuwe missies.

Agrippa verlaat ontzet de meeting. "Wie denken deze onnozelaars wel dat ze zijn? Zonder hem zouden ze de Engelen nog altijd staan smeken om samen te werken en zouden ze de mensen als gelijken behandelen."

Gaius en Julius blijven geschrokken achter. "Hij is alle controle kwijt. We moeten iets doen, om erger te voorkomen."