
Ver daarvandaan, op een plek die de meeste mensen niet kennen, staat een paleis dat is opgebouwd uit de schedels en beenderen van allerlei soorten. Achter de muren van het paleis worden plannen gesmeed.

De Engel Ariël wordt gedagvaard. Eens de leider van de Engelen, is ze nu het persoonlijke slaafje van Agrippa, die ze lang geleden bevochten heeft, en als straf zijn eeuwige vernederingen moet ondergaan.

Een drie-eenheid van zelfverklaarde Goden, ooit klonen, wil de aanval van de mensen op Seraphina wreken. Agrippa, die zich vaak als Engel kleedt om Ariël te schofferen, neemt het woord: "Ik wil dat je je leger bij mekaar roept en de mensen aanvalt. Ik wil dat je deze laaghartige schepsels een lesje leert en hun voornaamste steden vernietigt."

Ariël trekt zicht terug en roept haar Engelen op om te verzamelen op de plek waar ze eens woonden en heersten.

Van overal dienen Engelen zich aan. Deze plek - ooit een machtige citadel - is heilige grond voor hen.

Wanneer alle Engelen aanwezig zijn in de ruïnes van de oude citadel, arriveert Ariël. De stilte valt te snijden.

Ariël vertelt wat het triumviraat bevolen heeft, maar onthult ook haar eigen plan. Ze kan niet aanvaarden dat de steden van de mensen vernietigd zouden worden. En dus stelt ze voor om enkele kleinere dorpen aan te vallen en het aantal slachtoffers tot het minimum te beperken. Alle Engelen zijn geschokt door de plannen van het triumviraat en gaan akkoord met Ariël.

Waarop de Engelen met een zwaar gemoed vertrekken om hun ongewenste taak uit te voeren.

Boven een pastoraal landschap opent de hemel zich wanneer een zwerm Engelen overvliegt met een geluid dat het paard van een kleine groep die door de velden reist op hol doet slagen.